Verzoeker wilde op een provinciale weg een, politieambtenaar inhalen. De betrokken politieambtenaar was in burger gekleed en reed in een niet opvallende politieauto. De - naar het oordeel van de betrokken ambtenaar - gevaarlijke wijze waarop verzoeker hem inhaalde, vormde aanleiding om verzoeker het stopteken te geven. De politieambtenaar had toen al via de meldkamer informatie opgevraagd over de kentekenhouder van de auto. Verzoeker bleek de kentekenhouder te zijn en bleek antecedenten op zijn naam te hebben op het gebied van geweldpleging en vuurwapenbezit. Daarom liet de betrokken ambtenaar verzoeker op een veilige plek in de bebouwde kom in zijn auto wachten, nadat hij hem naar zijn rijbewijs en papieren had gevraagd en hem had meegedeeld dat hij, gezien zijn rijstijl, diende te overleggen met de (hulp)officier van justitie. Vanwege de antecedenten van verzoeker riep de politieambtenaar eerst versterking op en wachtte in zijn auto tot zijn collega's ter plaatse kwamen. Deze arriveerden na enkele minuten.
Verzoeker klaagde er onder meer erover dat de betrokken ambtenaar hem onheus had bejegend door hem enige minuten zonder uitleg in zijn auto te laten wachten.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de betrokken ambtenaar, gelet op het strafrechtelijke verleden van verzoeker, juist had gehandeld door ondersteuning af te wachten. Bovendien had de betrokken ambtenaar verzoeker vooraf medegedeeld dat hij telefonisch contact met de hulpofficier van justitie zou gaan opnemen. Dit telefoongesprek duurde enkele minuten. De Nationale ombudsman meende dan ook dat de betrokken ambtenaar niet in strijd met het vereiste van correcte bejegening had gehandeld door verzoeker onder deze omstandigheden enige tijd in zijn auto te laten wachten.
De Nationale ombudsman achtte de gedraging "behoorlijk".