2008/091

Rapport

Verzoeker ontving een WAO-uitkering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Het UWV verleende verzoeker bij brief van 8 augustus 2006 toestemming om van 15 augustus 2006 tot en met 15 november 2006 met vakantie naar het buitenland te gaan.

Verzoeker klaagde erover dat het UWV hem tijdens zijn vakantie de beslissing over beëindiging van zijn WAO-uitkering toestuurde.

De Nationale ombudsman overwoog dat het UWV in zijn standpunt kan worden gevolgd dat van verzoeker mocht worden verwacht dat hij in verband met zijn langdurig verblijf in het buitenland maatregelen had getroffen om tegen een eventueel tijdens het verblijf in het buitenland ontvangen beslissing betreffende zijn uitkering, tijdig bezwaar aan te tekenen. Echter van het UWV had wel mogen worden verwacht dat het UWV verzoeker uit eigen beweging had meegedeeld dat het feit dat hem toestemming werd verleend om voor langere tijd naar het buitenland te gaan niet inhoudt dat de afschattingsprocedure werd stopgezet en dat er een reële mogelijkheid was dat aan verzoeker tijdens zijn verblijf in het buitenland een beslissing ten aanzien van zijn uitkering zou worden gestuurd.

Door deze handelwijze heeft het UWV uit het oogpunt van het fair play beginsel niet juist jegens verzoeker gehandeld. Dit geeft aanleiding om in dit rapport een aanbeveling op te nemen. De Nationale ombudsman oordeelde dat de onderzochte gedraging niet behoorlijk was.

Het UWV werd in overweging gegeven om uitkeringsgerechtigden die met toestemming van het UWV voor langere tijd naar het buitenland te gaan, te wijzen op het feit dat lopende procedures normaal doorgang zullen vinden en dat betrokkenen bedacht dienen te zijn op het treffen van adequate maatregelen.

Instantie: UWV Den Haag

Klacht:

Tijdens vakantie verzoeker beslissing over beëindiging van WAO-uitkering gestuurd, ondanks dat verzoeker van UWV toestemming had naar het buitenland te gaan.

Oordeel:

Gegrond