Verzoeker woonde jarenlang niet in Nederland. Nadat hij zich weer in Nederland had gevestigd, startte de Belastingdienst een onderzoek naar zijn belastingplicht over de voorafgaande jaren en legde direct beslag op zijn bezittingen. De Belastingdienst eiste van verzoeker gegevens over twaalf jaren. Verzoeker stelde dat hij over die jaren niet belastingplichtig was geweest. Uiteindelijk stelde de rechter vast dat verzoeker niet belastingplichtig was geweest.
Verzoeker klaagde er over dat de Belastingdienst onvoldoende aandacht had geschonken aan zijn stelling inzake de belastingplicht.
De Nationale ombudsman oordeelde dat het de Belastingdienst bij zijn aanpak rekening had moeten houden met de onzekerheid over de belastingplicht, bijvoorbeeld door die kwestie zo snel mogelijk voor de rechter te laten komen. De Nationale ombudsman oordeelde dat de Belastingdienst op dit punt tekort was geschoten, met ingrijpende gevolgen voor verzoeker.
De Nationale ombudsman constateerde voorts dat de Belastingdienst de bewijslast inzake de belastingplicht ten onrechte bij verzoeker had gelegd en dat de Belastingdienst had gevraagd om de verstrekking van stukken ten aanzien waarvan op verzoeker geen bewaarplicht rustte.
De Nationale ombudsman oordeelde voorts dat de Belastingdienst de klacht die verzoeker bij de Belastingdienst had ingediend niet had behandeld op de wijze die verzoeker had mogen verwachten. De Belastingdienst ging in zijn reactie op belangrijke punten vrijwel geheel voorbij aan hetgeen verzoeker naar voren bracht.
De Nationale ombudsman concludeerde dat de Belastingdienst met zijn optreden het evenredigheidsvereiste had geschonden, alsmede het vereiste van een correcte bejegening. Met de behandeling van verzoekers klacht had de Belastingdienst gehandeld in strijd met het vereiste van rechtszekerheid.
De Nationale ombudsman deed de aanbeveling dat de Belastingdienst met verzoeker en diens gemachtigde aan tafel gaan zitten om te bespreken op welke manier het gebrek aan behoorlijke behandeling in het verleden hersteld kan worden.
Niet beschreven:
- geen afschrift van brieven gezonden aan de gemachtigde;
- bezwaarschriften onvoldoende voortvarend behandeld;
- geen afschrift ontvangen van uitspraak op bezwaarschrift ontvangen en niet duidelijk gemaakt hoe verminderingen en een toegekende schadevergoeding zijn verwerkt.