2009/241

Rapport

Verzoekers waren fiscale partners. Zij vroegen de Belastingdienst in november 2008 hun aanslagen over 2006 aan te passen omdat zij de inkomsten uit de eigen woning in de aangifte per abuis aan de minst-verdienende van hen beiden hadden toegerekend waardoor zij een tariefnadeel leden. De Belastingdienst weigerde dit omdat beide aanslagen op dat moment reeds onherroepelijk vast stonden. De Belastingdienst beriep zich op het Besluit van 31 juli 2007 van de staatssecretaris van Financiën waarin in afwijking van de wet de mogelijkheid werd gegeven nog om herziening te vragen als een van beide aanslagen al onherroepelijk vast stond. Een verdergaande verruiming in het besluit had slechts gegolden tot 1 januari 2008 en was derhalve evenmin van toepassing.

Verzoekers klaagden er over dat het besluit aan toewijzing van hun verzoek in de weg stond.

De Nationale ombudsman overwoog dat verzoekers gebruik hadden kunnen maken van de verruiming die het besluit bood voor de situatie dat één aanslag onherroepelijk vaststond. De verdergaande verruiming was bedoeld voor gevallen waarin beide aanslagen reeds onherroepelijk vast stonden op het moment dat het besluit in werking trad. Dat was bij verzoekers niet zo.

De Nationale ombudsman concludeerde dat de staatssecretaris met zijn besluit het redelijkheidsvereiste niet had geschonden en dat de klacht niet gegrond was.

Instantie: Ministerie van Financiën

Klacht:

Verzoek van 14 november 2008 om herziening van verzoekers aanslagen inkomstenbelasting 2006 niet gehonoreerd.

Oordeel:

Niet gegrond