De echtgenoot van verzoekster kwam op het terras bij hun woning ernstig ten val. Verzoekster, van beroep arts, belde 112 voor een ambulance. Enkele minuten later arriveerden twee ambulancebroeders te plaatse. Verzoekster was hevig geëmotioneerd en in paniek. Ze verwachtte van de ambulancebroeders dat zij haar gewonde echtenoot naar ziekenhuis U. zouden overbrengen. De ambulancebroeders wilde het slachtoffer echter eerst stabiliseren en de nodige medische hulp geven. Op enkele meters afstand stond de aangelijnde hond van verzoekster hevig te blaffen. Korte tijd later verscheen de dochter van verzoekster ter plaatse en zij keerde zich verbaal en fysiek tegen de ambulancebroeders. De ambulancebroeders voelden zich niet langer veilig en riepen versterking van de politie in.
Politieambtenaar H. verscheen enkele minuten later ter plaatse. Na kort overleg met de ambulancebroeders vroeg hij verzoekster en haar dochter afstand te houden en het ambulancepersoneel gelegenheid te geven om het slachtoffer de noodzakelijke medische hulp te geven. H. slaagde daar niet in, zelfs niet toen hij met zijn lichaam een barrière vormde. H. achtte de situatie onhoudbaar en verzocht versterking van zijn collega's met spoed. Zes politieambtenaren verschenen even later ter plaatse. De politieambtenaren vormden een cordon en het slachtoffer kon door de ambulancebroeders op een brancard naar de ambulance worden overgebracht en worden vervoerd naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis A.
Verzoekster vond het politieoptreden niet professioneel en diende een klacht in bij de Nationale ombudsman. Zij stelde dat zij en haar dochter waren weggehouden van het slachtoffer, dat zij waren geduwd en dat er is gedreigd met aanhouding.
De gedragingen van de politie waar verzoekster over klaagt staan niet ter discussie, deze worden ook door de politie niet ontkend. Waar het om gaat is de vraag of de politie met dit optreden professioneel heeft gehandeld. De Nationale ombudsman overwoog dat politieambtenaar H. in het kader van zijn hulpverlenende taak op de oproep van de ambulancebroeders ter plaatse was gekomen. Dat H. verzoekster en haar dochter heeft weggehouden en heeft weg- dan wel teruggeduwd van het ambulancepersoneel en het slachtoffer, achtte de Nationale ombudsman niet onbehoorlijk. Immers was het H. na een inschatting van de situatie duidelijk dat het ambulancepersoneel door verzoekster en haar dochter ernstig werd gehinderd in het verlenen van de noodzakelijke medische hulp. Verder heeft H. heeft juist gehandeld door geen gevolg te geven aan zijn dreigen met aanhouding, maar met spoed assistentie te verzoeken.
Alles overziend kwam de Nationale ombudsman tot het oordeel dat het politieoptreden niet in strijd was met het vereiste van professionaliteit.