De dochter van verzoekers werd verdacht van bedreiging. Naar aanleiding van deze verdenking nam een ambtenaar van het politiekorps Brabant Zuid-Oost telefonisch contact op met de dochter. Zij was door dat telefoontje van streek. Verzoekers klagen erover dat de politieambtenaar hun dochter op haar mobiel heeft gebeld zonder haar te vertellen dat ze verdachte was en van welk strafbaar zij werd verdacht; verzoekers stellen dat zij als ouders als eersten geïnformeerd hadden moeten worden.
De politie stelde zich op het standpunt dat zij een paar maal getracht heeft contact met de ouders op te nemen maar dat dit niet is gelukt. In het telefoongesprek met de dochter heeft de politie haar het telefoonnummer van haar ouders gevraagd en direct daarna heeft de politie telefonisch contact gehad met verzoekers. De Nationale ombudsman acht het aannemelijk dat de politieambtenaar de intentie had de ouders eerst te bellen. Hij overweegt echter dat de politie toegang heeft tot vele bronnen en daarom ziet hij niet in dat de politie zelf niet het telefoonnummer heeft achterhaald. Ook kon de politie het telefoonnummer vinden in de landelijke telefoongids. De politie heeft gehandeld in strijd met het vereiste van adequate en actieve informatieverstrekking. De gedraging is dan ook niet behoorlijk.
Daarnaast klaagden verzoekers erover dat de klacht niet door de korpsbeheerder is voorgelegd aan de onafhankelijke klachtencommissie, zoals was toegezegd door de korpsbeheerder. De Nationale ombudsman is van oordeel dat de korpsbeheerder in strijd heeft gehandeld met het vereiste van rechtszekerheid nu deze gedane toezegging niet is nagekomen. Overigens is hij van oordeel dat de klacht, gezien de criteria die gelden voor voorlegging van een klacht aan de commissie, zich leende om aan de commissie voorgelegd te worden; de aard en impact van de klacht brengen dit met zich mee. De gedraging is dan ook niet behoorlijk.