2009/208

Rapport

In het kader van een herkeuring voor de WAO moest verzoekster op het spreekuur van de

verzekeringsarts verschijnen. Verzoekster voelde zich tijdens dit spreekuur onheus bejegend door de

verzekeringsarts. Zij diende over de verzekeringsarts een klacht bij het UWV in. Deze klacht werd

zonder horen door het UWV afgehandeld. Over de klacht werd geen oordeel gegeven omdat de visies

van betrokkenen op de gang van zaken tijdens het spreekuur verschilden.

Verzoekster klaagde er onder meer over dat het UWV haar klacht zonder zorgvuldig onderzoek en

zonder haar te horen had afgehandeld. Het UWV had moeten onderzoeken of de arts bepaalde

uitlatingen inderdaad gedaan had en of met die uitlatingen niet de schijn van vooringenomenheid

werd gewekt.

De Nationale ombudsman overwoog dat het UWV bij klachten over bejegening waarbij er sprake is

van elkaar afwijkende visies zich niet simpelweg mag onthouden van het geven van een oordeel.

Zeker nu verzoekster al had aangegeven een mondelinge toelichting op haar klacht te willen geven,

had van het UWV verwacht mogen worden dat verzoekster in de gelegenheid werd gesteld om te

reageren op de visie van de verzekeringsarts.

De Nationale ombudsman oordeelde dat het UWV het vereiste van hoor en wederhoor geschonden

had door de klacht zonder horen af te doen. Hij achtte de onderzochte gedraging op dit punt niet

behoorlijk.

Instantie: UWV Den Haag

Klacht:

Nagelaten te onderzoeken of de uitlatingen inderdaad door verzekeringsarts zijn gedaan en vervolgens nagelaten te onderzoeken of met deze uitlatingen de schijn van vooringenomenheid is gewekt; effect van gedrag van verzekeringsarts op verzoekster gebagatelliseerd door haar klacht af te doen als irritaties over het gesprek; in strijd met artikel 9:10 van de Algemene Wet bestuursrecht gehandeld door verzoekster niet te horen.

Oordeel:

Gegrond