In het kader van een herkeuring voor de WAO moest verzoekster op het spreekuur van de
verzekeringsarts verschijnen. Verzoekster voelde zich tijdens dit spreekuur onheus bejegend door de
verzekeringsarts. Zij diende over de verzekeringsarts een klacht bij het UWV in. Deze klacht werd
zonder horen door het UWV afgehandeld. Over de klacht werd geen oordeel gegeven omdat de visies
van betrokkenen op de gang van zaken tijdens het spreekuur verschilden.
Verzoekster klaagde er onder meer over dat het UWV haar klacht zonder zorgvuldig onderzoek en
zonder haar te horen had afgehandeld. Het UWV had moeten onderzoeken of de arts bepaalde
uitlatingen inderdaad gedaan had en of met die uitlatingen niet de schijn van vooringenomenheid
werd gewekt.
De Nationale ombudsman overwoog dat het UWV bij klachten over bejegening waarbij er sprake is
van elkaar afwijkende visies zich niet simpelweg mag onthouden van het geven van een oordeel.
Zeker nu verzoekster al had aangegeven een mondelinge toelichting op haar klacht te willen geven,
had van het UWV verwacht mogen worden dat verzoekster in de gelegenheid werd gesteld om te
reageren op de visie van de verzekeringsarts.
De Nationale ombudsman oordeelde dat het UWV het vereiste van hoor en wederhoor geschonden
had door de klacht zonder horen af te doen. Hij achtte de onderzochte gedraging op dit punt niet
behoorlijk.