2009/159

Rapport

Verzoekster diende op 13 maart 2007 een aanvraag voor schuldhulpverlening in bij de Kredietbank. Nadat de Kredietbank om een aantal aanvullende gegevens had verzocht en verzoeksters gemachtigde deze had aangeleverd, bleef een beslissing op de aanvraag vervolgens uit. Begin december 2007 bleek dat er nog een uitgebreide BKR-toets nodig was, waarvan de Kredietbank in afwachting was.

Verzoeksters klaagde erover dat de Kredietbank geen beslissing op haar aanvraag nam.

De Nationale ombudsman oordeelde dat het vereiste van voortvarendheid impliceert dat een bestuursorgaan klachten, aanvragen en bezwaar- en beroepschriften in beginsel dient af te handelen binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijn. Als er geen wettelijke termijn van toepassing is, zoals bij dit soort aanvragen, rust op een bestuursorgaan de verplichting om te handelen binnen een redelijke termijn. Wat dit inhoudt, verschilt al naar gelang het onderwerp. Bij aanvragen voor schuldhulpverlening vormt de gedragscode van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet een goed richtsnoer.

In casu had de behandeling in totaal negentien maanden geduurd, aanzienlijk langer dan de acht maanden die er volgens de gedragscode voor stonden. In elk geval moest worden geconstateerd dat het traject van mei tot december 2007 had stilgelegen, waarbij de Kredietbank in afwachting was van aanvullende gegevens, terwijl verzoeksters gemachtigde in de veronderstelling verkeerde alle benodigde gegevens te hebben aangeleverd. Uit het onderzoek was niet onomstotelijk gebleken hoe dit zat, maar de Kredietbank had overigens hoe dan ook geen actie ondernomen. De Nationale ombudsman oordeelde dat als het ontbreken van de gegevens inderdaad de reden was geweest dat de behandeling van de aanvraag zo lang had stil gelegen, het op de weg van de Kredietbank had gelegen om dit tijdig te signaleren en contact op te nemen met verzoekster en/of haar gemachtigde en hier navraag naar te doen zodat de aanvraag alsnog verder kon worden behandeld. De slagvaardige opstelling en snelle werkwijze die het vereiste van voortvarendheid verlangden, brachten met zich dat de Kredietbank de voortgang van het traject diende te bewaken om zo te kunnen waarborgen dat de behandeling van de aanvraag binnen de beoogde termijn werd afgerond. De klacht was gegrond.

Voortvarendheid

Instantie: Kredietbank Limburg te Heerlen

Klacht:

Tot 22 mei 2008 nog niet beslist op de aanvraag voor een schuldregeling die op 13 maart 2007 is ingediend.

Oordeel:

Gegrond