De overheid heeft besloten om het gebied waar verzoekers wonen tot buitendijks gebied te maken. Doel is om de bescherming van het rivierengebied tegen overstromingen op het vereiste niveau te brengen. Mits er maatregelen genomen worden, kunnen verzoekers in hun huis blijven wonen. Hiertoe dienen zij een overeenkomst met de Staat te sluiten, waarmee zij zich tevens verplichten om onder meer te gedogen dat bij extreem hoog water er maximaal één meter in huis komt te staan. Aangezien zij geen kennis van zaken hebben en een weloverwogen keuze willen kunnen maken of zij het huis moeten verkopen of niet, willen zij een onafhankelijke deskundige in de arm nemen die door de Staat zou moeten worden betaald, hetgeen de Staat weigert. Verzoekers wijzen erop dat de agrariërs en bewoners van niet-veilige woningen wel een financiële bijdrage krijgen. Verder willen verzoekers dezelfde bescherming behouden zoals de dijken die nu bieden. Hierbij denken zij aan verhoging van de woning, hetgeen Verkeer & Waterstaat (V&W) weigert.
V&W heeft aangegeven dat het niet gebruikelijk is dat een individu de kosten van een deskundige vergoed krijgt in de ontwerpfase van ruimtelijke plannen. V&W is bang voor precedentwerking en wijst tevens op het gezamenlijk belang van partijen: zo min mogelijk aanspraak op de schaderegeling.
V&W wijst verder op de mogelijke bezwaar- en beroepsprocedures indien verzoekers het niet eens zijn met de genomen besluiten. Ook verwijst V&W naar de geldende schaderegeling bij overstroming als verzoekers de overeenkomst tekenen. Die schaderegeling is ruimer dan de gebruikelijke regelingen zoals die in de Wet ruimtelijke ordening zijn vastgelegd.
Er is getoetst aan het redelijkheidsvereiste, in casu een afweging van het algemeen belang tegenover een individueel belang. Met betrekking tot vergoeding van de kosten is geoordeeld dat verzoekers' situatie niet te vergelijken is met die van de agrariërs en de bewoners die onteigend worden. De agrariërs zullen hun bedrijfsvoering, bron van levensonderhoud, moeten wijzigen en bij onteigening hebben bewoners geen keuze. Bovendien krijgen de bewoners bij eventuele inschakeling van een (juridisch) adviseur de kosten in principe niet volledig vergoed maar op basis van een vastgestelde tabel. Verder hebben beide partijen belang bij het zoveel mogelijk voorkomen van een beroep op de schaderegeling.
Het verzoek om de woning op te hogen is nog in behandeling. Dit klachtonderdeel daardoor mist feitelijke grondslag en wordt daarom niet gegrond geacht.