Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps IJsselland bij de behandeling van zijn klacht niet het advies van een onafhankelijke klachtencommissie heeft gevraagd, ondanks zijn herhaaldelijk verzoek daartoe en terwijl dit als de reguliere procedure staat beschreven in de klachtenregeling van het politiekorps. Zijn klacht ging erover dat politieambtenaar P. van genoemd korps hem op 4 juli 2007 bij het staande houden wegens een vermeende verkeersovertreding op een beledigende en discriminerende wijze heeft aangesproken. De korpsbeheerder had in dit geval een intern onderzoek ingesteld naar het gedrag van P. omdat er meerdere klachten over hem waren in de bejegeningsfeer. In dit interne onderzoek was de klacht van verzoeker meegenomen. De korpsbeheerder achtte zich voldoende geïnformeerd om de klacht zonder advies van de klachtencommissie af te doen. De Nationale ombudsman stelt vast dat er in dit geval geen sprake was van informele afdoening van de klacht. De klacht diende daarom formeel afgedaan te worden in overeenstemming met de klachtregeling, dat wil zeggen voor advies voorgelegd aan de klachtencommissie. Ook stelt de Nationale ombudsman vast dat verzoeker nooit akkoord is gegaan met het onderzoek van de klacht in het kader van het interne onderzoek. De Nationale ombudsman is daarbij van oordeel dat een intern onderzoek een heel ander doel dient dan de klachtbehandeling en om die reden niet in de plaats kan treden. Overigens was hij van oordeel dat nader onderzoek niet meer duidelijkheid zou verschaffen. Door de klacht van verzoeker niet zoals in de klachtenregeling is voorgeschreven voor advies voor te leggen aan de klachtenadviescommissie heeft de korpsbeheerder in strijd gehandeld met het vereiste van fair play.
De lezingen over het voorval van 4 juli 2007 van de politie en verzoeker stonden lijnrecht tegenover elkaar. Nu er geen feiten of omstandigheden waren die de lezing van de een aannemelijker maken dan die van de ander onthoudt de Nationale ombudsman zich van het geven van een oordeel.
