2009/090

Rapport

Verzoeker is een beroepschauffeur wiens rijbewijs eind februari 2008 verliep. Enkele weken voor het verlopen van zijn rijbewijs verzocht verzoeker bij het CBR om afgifte van een Verklaring van Geschiktheid. Bij die gelegenheid maakte hij kenbaar dat hij diabetespatiënt is. In eerste instantie ontving hij van het CBR een keuringsformulier voor de internist. Enkele weken nadat hij het keuringsformulier had teruggezonden, zond het CBR hem een keuringsformulier voor de oogarts.

Verzoeker klaagt over deze handelswijze van het CBR. Bij aanvang van de procedure had het voor het CBR duidelijk moeten zijn dat zijn rijbewijs niet kon worden verlengd zonder een onderzoek door een oogarts. Het CBR had hem dus ook meteen beide keuringsformulieren kunnen toezenden. Door dat niet te doen waren weken verloren gegaan.

Uit onderzoek is gebleken dat het CBR de keuringsformulieren niet gelijktijdig had verzonden om eventueel onnodige onderzoekskosten aan de kant van verzoeker te voorkomen. Het CBR handelde daarmee met het oog op de financiële belangen van verzoeker, zonder eerst bij verzoeker na te gaan of hij daarmee het meest gediend was. Het CBR handelde daarmee in strijd met het redelijkheidsvereiste. De Nationale ombudsman oordeelde dat de onderzochte gedraging niet behoorlijk was.

Overige klachtonderdelen:

- wijze van klachtbehandeling door het CBR

Instantie: Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

Klacht:

Pas na ontvangst van onderzoeksresultaten internist een keuringsformulier voor oogarts toegezonden, terwijl duidelijk had moeten zijn dat rijbewijs zonder onderzoek niet verlengd kon worden; wijze van reageren op klacht over lange duur van behandeling bezwaarschrift.

Oordeel:

Gegrond