Op 16 mei 2007 stelde het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een vacature open voor de functie "algemeen rijksarchivaris tevens directeur Nationaal Archief".
Op 3 september 2007 werd in de Staatscourant een wijziging gepubliceerd van het Statuut agentschap Nationaal Archief (hierna: Statuut). Strekking hiervan was dat de functie van algemene rijksarchivaris gesplitst werd in twee functieonderdelen: die van algemene rijksarchivaris en die van directeur van het Nationaal Archief. Op dezelfde datum maakte het ministerie via een persbericht bekend dat de heer R per 1 januari 2008 zou aantreden als directeur van het Nationaal Archief en dat hij een opleiding zou volgen om het wettelijk vereiste archiefdiploma te verkrijgen om als algemene rijksarchivaris te kunnen optreden. Voor de duur van zijn opleiding zou een waarnemend algemene rijksarchivaris worden benoemd.
Verzoeker klaagt erover dat in de benoemingsprocedure de schijn van partijdigheid is gewekt nu een kandidaat is benoemd zonder een diploma archivistiek die bovendien de plaatsvervangend directeur-generaal was van het directoraat Cultuur en Media en lid is van dezelfde politieke partij als zijn directeur-generaal. Ook klaagt hij erover dat de vacature voor algemene rijksarchivaris, tevens directeur Nationaal Archief, is opgesteld in strijd met de Archiefwet 1995 en het Statuut agentschap Nationaal Archief.
Tijdens de procedure bleek dat de meest geschikte kandidaat op een essentieel punt niet voldeed aan de gestelde functie-eisen: hij had geen diploma archivistiek en dat was volgens de Archiefwet een vereiste. Het ministerie heeft ervoor gekozen om dit wettelijk vereiste voor de functie van algemene rijksarchivaris (tevens directeur) in dit geval af te zwakken. Ook koos het ministerie voor een bepaalde benoemingsconstructie pas nadat de kandidaat uitgekozen was. Het ministerie heeft echter verzuimd een inschatting te maken van wat deze keuzes voor zijn publieke verantwoording konden betekenen. Toen de keuzes eenmaal gemaakt waren, is het ministerie over zijn afwegingen niet transparant geweest terwijl dat wel goed gekund had. Door dit alles heeft het ministerie de schijn van partijdigheid gewekt.
Het verbod van partijdigheid houdt in dat bestuursorganen zich actief opstellen om iedere vorm van een vooropgezette mening of de schijn van partijdigheid te vermijden.