Verzoekers bezaten een auto. Zij brachten deze auto zo'n tien jaar geleden naar de sloop en ontvingen daarbij een vrijwaringsbewijs.
In 2007 ontvingen verzoekers brieven van de RDW en het CJIB omdat zij als kentekenhouder geregistreerd stonden en niet over een geldige verzekering en geldige APK beschikten.
Verzoekers lieten de RDW weten dat zij de auto al jarenlang niet meer in hun bezit hadden. De RDW beëindigde de registratie voor de toekomst, maar wilde geen correctieverzoeken voor de inmiddels opgelegde boetes doen, omdat verzoekers in 1999 nog een vervangend kentekenbewijs hadden gevraagd. Alleen als verzoekers het vrijwaringbewijs op zouden sturen, zou dat mogelijk anders zijn. Verzoekers hadden het vrijwaringbewijs niet meer in hun bezit.
Verzoekers klagen erover dat de RDW hen eerst in 2007 heeft aangesproken op het feit dat zij niet over een geldige verzekering en een geldige APK beschikten voor het voertuig met kenteken XX-XX-XX, terwijl dat voertuig al jaren geleden is gesloopt.
De Nationale ombudsman verwees naar rapport 2008/242. Hij concludeerde dat er ook in dit geval aannemelijk was dat de auto al vele jaren geleden was gesloopt. Verzoekers hadden in ieder geval tussen 1999 en 2007 geen enkel signaal van de RDW of een andere overheidsinstantie ontvangen waaruit zij hadden kunnen begrijpen dat het kenteken nog op hun naam geregistreerd stond en dat zij in overtreding waren door niet aan de voertuigverplichtingen te voldoen.
Onder die omstandigheden acht de Nationale ombudsman het in strijd met de redelijkheid om de gegevens uit de registervergelijking in oktober/november 2007 ter beboeting en bestraffing door te sturen aan het CJIB.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de RDW in strijd had gehandeld met de redelijkheid.
De Nationale ombudsman beval de RDW aan om in overleg te treden met het CJIB teneinde te bewerkstelligen dat de betaalde boetes aan verzoekers worden terugbetaald.