2010/263

Rapport

Verzoekster kreeg met instemming van haar toenmalige echtgenoot de hem toekomende kinderkorting 2004 eind 2005 definitief uitbetaald. Toen heeft de Belastingdienst automatisch de kinderkorting 2006 voorlopig aan verzoekster toegekend en als voorlopige teruggaaf aan haar uitbetaald. In 2007 viel het gezin uit elkaar en bleef het kind bij de moeder. Met zijn aangifte over 2006 claimde en kreeg de vader vervolgens de kinderkorting 2006 en moest de moeder, verzoekster, deze korting terug betalen.

Verzoekster klaagt over de gang van zaken rond het toekennen van de kinderkorting 2006. Zij begrijpt vooral niet waarom haar voormalige echtgenoot eenzijdig op zijn instemming mocht terugkomen en de reeds aan haar uitbetaalde kinderkorting 2006 alsnog kon opeisen.

Volgens de Nationale ombudsman wist of had verzoekster kunnen weten dat zij geen recht had op de kinderkorting 2006 en dat de instemming van de kostwinner, in dit geval haar voormalige echtgenoot, elk jaar opnieuw moet worden gegeven, wil dat anders zijn. Dit kon zij onder meer in de toelichting bij haar aangifte(s) lezen.

Het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking is daarom niet geschonden

In een slotbeschouwing merkt de Nationale ombudsman op dat het systeem, waarin de Belastingdienst automatisch voorlopige aanslagen oplegt, minder geschikt lijkt, als van tevoren vaststaat dat bij het opleggen van de definitieve aanslag expliciete toestemming van de partner nodig is voor het definitief ontvangen van een korting. Dit kan onder omstandigheden als de onderhavige spanning geven met het doel van de korting, te weten extra financiële steun voor het gezin met kind. Immers, het wordt dan afhankelijk van de handelwijze van de meeste verdienende ouder in hoeverre uiteindelijk de al genoten korting het gezin met kind ten goede is gekomen dan wel door die ouder alleen wordt genoten.

Instantie: Belastingdienst/Noord

Klacht:

Kinderkorting alsnog aan verzoeksters ex-echtgenoot toegekend en uitbetaald, nadat op gezamenlijk verzoek de korting eerder als voorlopige teruggaaf aan verzoekster was uitbetaald.

Oordeel:

Niet gegrond