De heer T. werd vanuit een detentiecentrum naar de ambassade in Den Haag vervoerd om daar te worden gepresenteerd ter verkrijging van een reisdocument. Dit vervoer wordt uitgevoerd door medewerkers van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O). Verzoeker weigerde om geboeid over de openbare weg naar de ambassade te lopen. Er volgde een worsteling tussen verzoeker en de betrokken ambtenaar van DV&O in het voertuig. De klachten van de heer T. spitsen zich toe op het gebruikte geweld door de betrokken ambtenaar van DV&O en het gebrekkige onderzoek daarnaar.
Onderzoek letsel: Een eerder ingezet onderzoek naar de oorzaak van het letsel van verzoeker, op basis van een correct en tijdig opgemaakte geweldsrapportage, had de aantijgingen van de heer T. kunnen ontkrachten of bevestigen. De Nationale ombudsman is van oordeel dat het onderzoek naar het letsel van de heer T. gebrekkig is uitgevoerd. Daarmee is gehandeld in strijd met het vereiste van professionaliteit.
Zowel de klacht over het gebruik van de handboeien als de klacht over het slaan met de wapenstok zijn gegrond wegens schending van het vereiste dat grondrechten worden gerespecteerd, in het bijzonder het recht op onaantastbaarheid van het lichaam.
Gebruik handboeien: Ook de klacht met betrekking tot het gebruik van de handboeien is gegrond. De Nationale ombudsman trekt over het gebruik van de handboeien twee conclusies. De eerste conclusie luidt dat de handboeien niet aangelegd hadden mogen worden. De tweede luidt dat het trekken, draaien of vasthouden van de handboeien buitenproportioneel was.
Gebruik wapenstok. De Nationale ombudsman is hier van oordeel dat niet onomstotelijk is vast komen te staan dat de betrokken medewerker verzoeker heeft geslagen met een wapenstok. Het is zeker ook niet onomstotelijk vast komen te staan dat de betrokken medewerker niet heeft geslagen. De Nationale ombudsman benoemt echter enkele omstandigheden die maken dat V=DV&O de schijn tegen heeften dat levert voldoende grond op voor een omkering van de bewijslast. Belangrijk aspect is dat T. het detentiecentrum ongeschonden heeft verlaten, maar daar gewond is teruggekeerd. De Nationale ombudsman is van mening dat het de verantwoordelijkheid van DV&O, en daarmee uiteindelijk de minister van Justitie, is om met een andere redelijke verklaring voor het letsel van de heer T. komen. Deze is niet geleverd.