Om in beroep te kunnen tegen een Wet-Muldersanctie (verkeersboete) had verzoekster € 50 betaald bij wijze van zekerheidstelling. Haar beroep was terecht, de sanctie werd in mei 2007 ingetrokken en justitie zou de € 50 terug betalen. Ondanks enkele aanmaningen was dat twee en een half jaar later nog niet gebeurd. Na tussenkomst van de Nationale ombudsman verklaarde de CVOM verzoeksters klacht over het uitblijven van betaling in oktober 2009 gegrond. Een verzoek om een vergoeding van €25 in verband met tijdsverloop en inspanningen om haar vordering bij de CVOM te incasseren, werd afgewezen. Toen weer drie maanden later de zekerheidstelling nog altijd niet was teruggestort, stelde de Nationale ombudsman een onderzoek in.
Dit onderzoek betrof de aanpak van de CVOM vanaf oktober 2009.
De Nationale ombudsman overwoog dat wanneer een overheidsinstantie een administratieve fout maakt (en dat is bij grote aantallen dossiers nauwelijks uit te sluiten), die instantie adequaat moet reageren door bijvoorbeeld contact op te nemen met de getroffen burger, de fout te erkennen, de gevolgen ongedaan te maken en veelal ook excuses aan te bieden. Dit vloeit voort uit het vereiste van correcte bejegening.
Gezien de voorgeschiedenis en de aard van vordering die verzoekster op justitie had, vond de Nationale ombudsman dat justitie de kwestie met een snelle en persoonlijke aanpak eens en voor altijd had moeten oplossen, toen verzoekster en de Nationale ombudsman in oktober 2009 bij de CVOM aanklopten. De Nationale ombudsman bespreekt drie tekortkomingen en concludeert dat dit niet is gebeurd.
In het kader van het ombudsman-onderzoek werd het College van Procureurs-generaal bij de zaak betrokken. Het College heeft met een bloemetje en een tegemoetkoming in geld een passend gebaar gemaakt richting verzoekster. Toch liet ook de reactie van het college te wensen over.
De Nationale ombudsman achtte de klacht gegrond.