Verzoeker, een Amerikaans staatsburger, was door de Universiteit Leiden met een contract voor drie jaar in dienst genomen als onderzoeker. Met toepassing van de Kennismigrantenregeling kon hij zonder een tewerkstellingsvergunning worden aangesteld. Echter voordat die procedure bij de IND was afgerond, werd verzoeker - in zijn proeftijd - ontslagen. Omdat hij op dat moment nog niet was ingeschreven bij de gemeente, had hij geen Burgerservicenummer (BSN). Dit nummer had hij onder meer nodig voor het openen van een bankrekening.
Verzoeker klaagt erover dat de Universiteit Leiden heeft verzuimd hem tijdig bij de IND aan te melden voor een verblijfsvergunning waardoor hij geen BSN heeft ontvangen.
Na ontvangst van de klacht werd eerst getracht om verzoekers klacht met een interventie bij de universiteit op te lossen. Het alsnog achteraf aanmelden bij de IND was volgens de universiteit niet mogelijk omdat de universiteit geen werkgever meer van verzoeker was. Deze aanmelding was volgens de universiteit ook niet nodig omdat er afspraken met de gemeente waren gemaakt, op grond waarvan de kennismigrant zich ook zonder verblijfsvergunning bij de gemeente kon inschrijven. Volgens de gemeente was dat laatste wel juist mits de betrokkene dan een ontvangstbevestiging of een bewijs van bekendmaking van de IND kon overleggen. Als gevolg van een afgezegde afspraak bij de IND en het ontslag, beschikte verzoeker ook niet over die documenten. Naar de mening van de Nationale ombudsman had de universiteit als werkgever de zorgplicht om verzoeker in deze procedure beter behulpzaam te zijn. Verzoeker moest voortijdig Nederland verlaten en kreeg pas een jaar later - na tussenkomst van zijn advocaat en de ombudsman - zijn salaris uitbetaald. Op dat salaris was - als gevolg van het ontbreken van een BSN - het anoniementarief toegepast waardoor verzoeker ook nog eens de loonheffing aan de Belastingdienst moest terugvragen.
Vereiste van goede samenwerking - gegrond