Verzoekers zoon werd als verdachte van mishandeling meegenomen naar het politiebureau en de zaak werd uiteindelijk middels een HALT-traject afgedaan. Verzoeker was niet tevreden over de wijze waarop de politie de vechtpartij had opgepakt en diende een achttal klachten in bij de politie.
Verzoeker klaagde erover dat de klachtencommissie niet alle acht geformuleerde klachten heeft behandeld.
Het was niet vast komen te staan of het terugbrengen van het aantal klachten met instemming van verzoeker had plaatsgevonden. De klachtencommissie mocht verzoekers klachten beperken tot de kern, nu de klachtonderdelen hierop waren terug te voeren. De klachtencommissie heeft haar beoordeling op dit punt echter onvoldoende gemotiveerd.
Het buiten behandeling laten van een aantal klachtonderdelen omdat verzoeker zich hiermee tot de officier van justitie had moeten wenden, acht de Nationale ombudsman evenmin juist. Een uitdrukkelijke beslissing dat en waarom de korpsbeheerder niet bevoegd of verplicht zou zijn deze klachten te behandelen, ontbreekt. Verzoeker klaagde over een niet of onjuist handelen van politieambtenaren, en niet was gebleken dat daarover overleg met de officier van justitie was gevoerd. Er was dus geen sprake van beslissingen die door het Openbaar Ministerie waren genomen. Dit betekent dat de klachten over het onderzoek naar de mishandeling wel degelijk in het kader van de klachtenprocedure door de politie hadden moeten worden beoordeeld. De korpsbeheerder is immers bij uitsluiting verantwoordelijk voor de afdoening van klachten over politieoptreden.
Het motiveringsvereiste en het vereiste van fair play zijn geschonden.
Verzoeker klaagde tevens over de korte duur van de hoorzitting (klacht niet gegrond) en over de samenstelling van de klachtencommissie (klacht eveneens niet gegrond).
