Verzoekster kwam op 21 juni 2009 vanuit Suriname aan op Schiphol. Op Schiphol werd zij, evenals haar medepassagiers onderworpen aan een zogenoemde 100% controle. Na een kort interview aan de balie werd verzoekster vervolgens geselecteerd voor een verdiepte douanecontrole.
Verzoekster klaagde erover dat twee douaneambtenaren haar tijdens deze controle hebben onderworpen aan een onderzoek van het onderlichaam.
De Nationale ombudsman overwoog dat om een oordeel te kunnen geven over de lijfsvisitatie met ontkleding, allereerst vast moest komen te staan dat deze handeling ook daadwerkelijk had plaatsgevonden. Tot die vaststelling had het onderzoek niet geleid. Ondanks verzoeksters stellige bewering, bleef de Douane bij de ontkenning dat een lijfsvisitatie met ontkleding had plaatsgevonden. Het controleformulier gaf geen uitsluitsel. Daarop diende alleen te worden aangegeven dat er lijfsvisitatie had plaatsgevonden en niet dat er een lijfsvisitatie achterwege was gebleven.
De Nationale ombudsman had derhalve niet kunnen vaststellen of een lijfsvisitatie met ontkleding had plaatsgevonden en dat daarmee sprake was geweest van een optreden van de Douane dat in strijd was met de behoorlijkheid. De Nationale ombudsman onthield zich daarom van een oordeel.
In zijn slotbeschouwing overwoog de Nationale ombudsman van oordeel te zijn dat het beter zou zijn het controle formulier zo in te richten dat alles moet worden ingevuld, dus ook of wel of niet lijfsvisitatie heeft plaatsgevonden. Ook de mogelijkheid om de reiziger te laten tekenen voor een juiste weergave van het formulier kan duidelijkheid scheppen. Het onderzoek door de Nationale ombudsman heeft helaas die duidelijkheid niet meer kunnen bieden. Dat is teleurstellend voor alle betrokkenen.
