In het rapport 'Woonwagenbewoner zoekt standplaats' liet de Nationale ombudsman weten dat de door internationale verdragen erkende en beschermde (woonwagen)cultuur het noodzakelijk maakt met een andere bril naar standplaatsenbeleid te kijken. Aandacht voor de behoeften van woonwagenbewoners is niet vrijblijvend, maar heeft een mensenrechtelijke basis. Niet alle gemeenten zijn zich daarvan voldoende bewust. Zij handelen daardoor niet betrouwbaar in het borgen van de woonwagencultuur. De ombudsman gaf aan dat het kabinet het voortouw moet nemen en zorgen voor een regie voerend ministerie.
In de afgelopen tijd hebben gemeenten reacties gegeven op het rapport en zijn aanbevelingen. In een brief aan minister Ollongren geeft de ombudsman inzicht in deze reacties en een aantal punten van aandacht.
Reinier van Zutphen: "De Rijksoverheid zet belangrijke stappen om de aanbevelingen uit mijn rapport op te volgen, in de eerste plaats door een handreiking te ontwikkelen dat als kader voor gemeentelijk standplaatsenbeleid kan dienen. Het komt er nu op aan dit geen papieren realiteit te laten zijn. De reacties van gemeenten geven blijk van een grote verscheidenheid aan praktijken en opvattingen over het omgaan met woonwagenbewoners binnen de eigen gemeente. Een nieuw standplaatsenbeleid vergt daarom maatwerk voor situaties waarin de handreiking niet altijd kan voorzien. De Rijksoverheid moet daarom zijn regierol blijven nemen om gemeenten hierin te kunnen ondersteunen."
Reacties van gemeenten
Van de gemeenten die een reactie gaven, stemt ongeveer twee derde in met de kernboodschap van het rapport: het recht doen aan de culturele identiteit van woonwagenbewoners door middel van een passend standplaatsenbeleid. Dit betekent niet dat alle gemeenten de aanbevelingen uit het rapport zullen opvolgen. Een deel van deze gemeenten geeft aan de aanbevelingen uit het rapport niet nodig te hebben: zij zijn al jaren bezig met het herijken van de relatie met hun woonwagenbewoners en het herontwikkelen van de woonwagenlocaties. Een ander deel van de gemeenten is hiermee nog maar recent gestart en wil het rapport benutten voor het heroverwegen van het standplaatsenbeleid.
De gemeenten die niet expliciet instemmen met het rapport, gaven uiteenlopende reacties: een deel wacht de reactie van de Rijksoverheid af, maar kiest er tegelijkertijd voor geen enkel standpunt in te nemen over het rapport. Andere gemeenten geven aan dat de aanbevelingen voor hen niet relevant zijn, bijvoorbeeld omdat zij de wooncorporaties verantwoordelijk achten voor het realiseren van de woonwensen van woonwagenbewoners of omdat zij hun woonwagenlocaties in de afgelopen jaren al opgeheven hebben. Weer andere gemeenten geven expliciet aan dat zij geen nul-optiebeleid voeren, maar evenmin het aantal standplaatsen zullen uitbreiden, ook wanneer hieraan wel behoefte zou zijn.
Tot slot zijn er diverse gemeenten die met de (meeste) aanbevelingen uit het rapport expliciet niet instemmen.
Punten van aandacht Rijksoverheid
Op basis van de reacties van gemeenten signaleert de ombudsman een aantal punten van aandacht voor de Rijksoverheid.
Het mensenrechtenkader
Uit diverse reacties blijkt onvoldoende en soms zelfs onjuist begrip van het mensenrechtenkader en hoe dit toegepast wordt op de woonsituatie van de woonwagenbewoners.
Doelgroepenbeleid
Sommige gemeenten zien een spanning tussen de bijzondere behandeling van de woonwensen van woonwagenbewoners enerzijds en anderzijds het landelijke beleid dat niet in een doelgroepenbeleid voorziet. De Nationale ombudsman is van mening dat het mensenrechtenkader prevaleert boven beleidsmatige keuzes over het wel of niet voeren van een doelgroepenbeleid.
Uitbreiding van standplaatsen
Diverse gemeenten vroegen aandacht voor het probleem om binnen hun gemeentelijke grenzen nieuwe woonwagenlocaties te ontwikkelen.
Afstammingsbeginsel
Gemeenten gaan hier wisselend mee om. Eén gemeente geeft aan het afstammingsbeginsel te respecteren ook al is dit met de afschaffing van de Woonwagenwet in 1999 komen te vervallen. Een andere gemeente merkt juist op dat het lastig is om de behoefte aan standplaatsen en woonwensen goed in kaart te brengen. Omdat de gemeente niet kan vaststellen of iemand een culturele identiteit als woonwagenbewoner heeft.
Update juli 2018
Minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft het Beleidskader gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid gepubliceerd. Lees hier de brief aan de Tweede Kamer hierover.
De Nationale ombudsman spreekt zijn waardering uit voor het feit dat de rijksoverheid stappen zet om de aanbevelingen uit het rapport "Woonwagenbewoner zoekt standplaats" op te volgen. Het is ook goed om te zien dat de handreiking samen met de mensen waar het om gaat, woonwagenbewoners en gemeenten, tot stand is gekomen. Het beleidskader bevat gelukkig veel handvatten voor gemeenten om aan de slag te gaan. Echter, niet bij alle gemeenten is er voldoende begrip van het mensenrechtenkader en op welke manier beleid bijdraagt aan de culturele identiteit van woonwagenbewoners. Of het uitsterfbeleid (zgn. 'nuloptie') niet alleen wordt geschrapt op papier, maar ook in de praktijk, dat valt nog te bezien. De ombudsman benadrukt dan ook dat het beleidskader geen papieren werkelijkheid moet zijn. Dat vraagt om blijvende alertheid van de rijksoverheid, om het creëren van draagvlak bij de gemeenten en het ondersteunen van beleid. De Nationale ombudsman zal de verdere ontwikkelingen met aandacht blijven volgen.