Geschillen over de toekenning van zorg duren vaak te lang. Veel mensen verkeren daardoor lange tijd in onzekerheid over hun recht op thuiszorg of een persoonsgebonden budget. Soms komt de definitieve beslissing zo laat, dat mensen niet meer kunnen krijgen waar zij recht op hebben. Zorg in natura bijvoorbeeld, is niet met terugwerkende kracht te geven. Dit constateert de Nationale ombudsman, Alex Brenninkmeijer, in een vandaag verschenen rapport. De ombudsman beveelt aan om de voortgang van de behandeling van de bezwaren te controleren. Hij pleit voor een financiële tegemoetkoming in schrijnende gevallen.
Mensen die ouder worden of te maken krijgen met een ziekte of een handicap, hebben soms professionele zorg of voorzieningen nodig. Wie hiervoor in aanmerking wil komen, moet een aanvraag indienen bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het CIZ beoordeelt de aanvragen. Met een indicatiebesluit van het CIZ kunnen mensen vervolgens terecht bij een zorgverlener, bijvoorbeeld om thuiszorg te krijgen. Wie het niet eens is met het indicatiebesluit kan bezwaar maken bij het CIZ.
Structurele overschrijding
Volgens de wet moet het CIZ binnen 6 weken beslissen op een bezwaarschrift. Als het CIZ van plan is het bezwaar af te wijzen, wordt het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) om een advies gevraagd. Zo’n advies moet binnen 10 weken worden uitgebracht. De hele bezwaarprocedure, inclusief advies van het CVZ, mag niet langer duren dan 21 weken. En juist bij deze termijn is sprake van structurele overschrijdingen, constateert de Nationale ombudsman in zijn onderzoek. Mensen wachten soms meer dan een jaar op een definitieve beslissing.
De achterstanden bij het CVZ in de advisering bij indicatiegeschillen vormen het grootste knelpunt. In 2005 duurde het gemiddeld 23 weken voordat het CVZ advies uitbracht. Een belangrijke oorzaak voor de achterstanden is dat het CIZ de laatste jaren veel meer adviezen bij het CVZ heeft gevraagd dan werd verwacht. In 2005 ging het bijvoorbeeld om 1.700 adviesaanvragen, terwijl er 800 waren geraamd. Het CIZ kreeg zelf ook te maken met twee keer zoveel bezwaarschriften als verwacht (zo’n 6.000 in 2005).
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft geen prioriteit gegeven aan de problemen. In het maandelijks overleg tussen het CIZ en het ministerie zijn de achterstanden niet uitgebreid aan de orde gesteld. Op een verzoek van het CVZ om aandacht te besteden aan de uitvoeringspraktijk van indicatiestellingen is pas na drie jaar inhoudelijk gereageerd. De ombudsman beveelt aan dat er meer controle op de voortgang komt.
Kwetsbare positie burgers
Volgens de ombudsman is er te weinig aandacht geweest voor de kwetsbare positie van mensen die zorg aanvragen. De overschrijding van de termijn betekent voor velen van hen een lange tijd van onzekerheid. Gaan ze zorg krijgen? Op hoeveel zorg kunnen ze rekenen? Als ze in het gelijk worden gesteld, kunnen ze dan nog over de achterliggende periode zorg krijgen?
Een deel van de mensen wordt in het gelijk gesteld op hun bezwaar. Maar de bezwaarprocedure kan soms zolang duren, dat de periode waarvoor de indicatiestelling gold al is verstreken. Een aantal bezwaarmakers krijgt hierdoor uiteindelijk niet waar zij recht op hadden. Zorg in natura, zoals huishoudelijke hulp, hulp bij het opstaan of bij steunkousen aantrekken, kan niet met terugwerkende kracht worden verleend. De Nationale ombudsman beveelt aan dat de minister van VWS, het CIZ en het CVZ in schrijnende gevallen financieel compenseren.
Genomen maatregelen
In juni hebben het CIZ, het CVZ en het ministerie besloten om de achterstanden in indicatiegeschillen weg te werken. In adviesaanvragen van vóór 1 januari 2006 brengt het CVZ geen advies meer uit en beslist het CIZ na een eigen beoordeling. De Nationale ombudsman betreurt het, dat sommige bezwaarmakers voor niets hebben gewacht op een advies. De toekomst moet uitwijzen of de maatregel de problemen ook oplost. De ombudsman heeft gevraagd om per kwartaal geïnformeerd te worden over de beslistermijnen.