5 vragen aan onderzoeker Christine Bleijenberg
Het kan lastig zijn voor gemeenten om een face-to-face gesprek met buurtbewoners te organiseren. Hoe bereiken ze iedereen die bij het onderwerp betrokken is? En waar moeten ze allemaal aan denken bij zo’n gesprek? De Nationale ombudsman vindt het belangrijk dat iedereen een volwaardig gesprekspartner is voor de overheid. Daarom vroegen we Christine Bleijenberg naar haar visie. Zij is werkzaam bij het Lectoraat Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein van de Hogeschool Utrecht. Hier onderzoekt ze hoe gesprekken tussen buurtbewoners en gemeenten verlopen. En hoe de deelnemers deze gesprekken ervaren.
1. Waarom doet u onderzoek naar face-to-face gesprekken?
‘’Ik heb lang in de praktijk gewerkt, begeleidde en organiseerde bijvoorbeeld bijeenkomsten en debatten om Rotterdammers meer bij hun stad te betrekken. Ik merkte dat gesprekken over simpele onderwerpen soms compleet vast konden lopen door een bijeenkomst tussen de gemeente Rotterdam en bewoners van een wijk. En andersom: een gesprek over een complex onderwerp verliep juist soepel. Ik wilde erachter komen waarom zoiets gebeurt. Veel studies bekijken participatie van bovenaf: hoe ziet het ideale participatieproces eruit? Ik bekijk van dichtbij wat er daadwerkelijk gebeurt tijdens de interacties. Wat wordt er gezegd en hoe wordt hierop gereageerd? Dat doe ik door zelf aanwezig te zijn bij de gesprekken. Ik maak opnames en houd achteraf diepte-interviews met de deelnemers. Dat heb ik onder meer in Utrecht en Almere gedaan.’’
2. Over wat soort thema’s gaan deze gesprekken?
‘’Die kunnen over allerlei maatschappelijke kwesties gaan. Van het plaatsen van windmolens tot het ontwerpen van een nieuw speeltuintje in de buurt. Het thema kan abstract zijn, maar ook concreet. Bijna alle gemeenten in Nederland gaan met regelmaat in gesprek met bewoners. Je zou het misschien niet verwachten, maar fysieke bijeenkomsten worden nog steeds het meest gebruikt als instrument voor burgerparticipatie.’’
3. Hoe verlopen deze gesprekken en hoe kan dat volgens u beter?
‘’Ik merk dat organisatoren vooral kijken naar de inhoud. Wat zeggen we en wat zal de uitkomst zijn? Ze denken vaak dat ze weinig invloed hebben op het verloop van een gesprek en doen alsof het succes afhangt van toevallige factoren. Bijvoorbeeld: de samenstelling van de deelnemers klopt niet, de projectleider communiceert niet goed of die ‘lastige’ deelnemer ligt vast dwars. Er is geen truc voor een goed gesprek, geen garantie voor succes. Het hangt altijd af van de situatie. Maar je meer focussen op interactie is een eerste stap. Bereid een gesprek goed voor. Geef bewoners uitleg over het verloop van het gesprek, luister goed naar ze en respecteer ze. In effectieve gesprekken doen partijen hun best te begrijpen wat de ander bedoelt. Ze vragen door, zoeken mee naar oplossingen of zien in dat ze soms een andere richting op moeten.
"Er is geen truc voor een goed gesprek, geen garantie voor succes."
Verder merk ik dat organisatoren vaak bang zijn dat de deelnemers aan een gesprek niet representatief genoeg zijn. Wat dat in de praktijk betekent? Dat de bewoners die meepraten bijvoorbeeld geen afspiegeling vormen van de wijk, wat betreft culturele achtergrond, leeftijd of opleiding. In mijn onderzoek zag ik dat vooral autochtone bewoners met een warm hart mee praatten in een stadsgesprek over de integratie van vluchtelingen. Er waren maar weinig mensen aanwezig die niet veel op hebben met vluchtelingen. Ook vluchtelingen zelf zaten niet in groten getale aan tafel. Dan heeft zo’n gesprek geen zin, denken veel ambtenaren. Dat valt echt mee. Waar het om gaat, is dat de mensen die meepraten zich betrokken voelen bij het onderwerp. Zeker, dat moeten mensen zijn met verschillende perspectieven, maar er hoeven geen tientallen vluchtelingen aan te schuiven. Van elke groep ongeveer drie is prima. Staar je dus niet blind op representativiteit, maar focus op diversiteit. Zo krijg je kwalitatief betere uitkomsten.’’
4. Hoe ervaren de bewoners en de ambtenaren deze gesprekken?
‘’Over het algemeen zijn bewoners redelijk positief over hun deelname aan een gesprek. Vaak geven ze aan dat ze nog eens mee willen doen. Hoe meer ruimte er is voor invloed, hoe positiever ze zijn. Ambtenaren zijn tevredener dan bewoners. Hoe dat komt? Het lijkt erop dat ze minder hoge verwachtingen hebben. Ze zijn al blij als hun gesprekspartners met een paar goede ideeën komen. Tegelijkertijd zien ambtenaren participatie als een intensief proces, dat veel tijd kost - maar gelukkig ook energie geeft.”
5. Hoe benutten gemeenten de inbreng van bewoners na de gesprekken?
‘’Bewoners zijn niet altijd tevreden over de follow-up. Na de gesprekken houden gemeenten hen niet goed op de hoogte. Hoe gaat het nu verder? Wat gebeurt er met hun inbreng? En waarom heeft de gemeente een bepaalde beslissing gemaakt – of juist niet? Ik vind het wel logisch. Gemeenten hebben een gesprek georganiseerd, nu gaan ze weer verder met de interne besluitvorming. Ze moeten met een nota voor de raad komen of een stuk voor het college. Ik snap dat ze de terugkoppeling vergeten, maar het is niet goed. Zouden ze dit beter aanpakken, dan voelen bewoners zich serieus genomen. En zijn ze de volgende keer waarschijnlijk weer van de partij. Heldere terugkoppeling over het proces en de uitkomsten zie ik dan ook zeker als verbeterpunt.’’
Wat kan de Nationale ombudsman doen?
Wij als Nationale ombudsman kijken naar hoe de communicatie tussen buurtbewoners en overheid verbeterd kan worden. Regelmatig ontvangen wij klachten over situaties waarin het misgaat. Met het onderzoeksrapport ‘Burgerinitiatief, waar een wil is…’ beschrijft de Nationale ombudsman wat burgers van de overheid mogen verwachten. Wilt u deelnemen aan een gesprek in uw buurt, wijk of stad? Geef het aan bij de gemeente! Komt u er niet uit tijdens het gesprek? Of houdt de gemeente u niet op de hoogte van het vervolg? Neem dan contact op met ons. Wij staan voor u klaar.