De Nationale ombudsman start een onderzoek naar jongeren tot 21 jaar met een bijstandsuitkering. Waar lopen zij tegenaan en wat kunnen en mogen zij van de overheid verwachten?
De ombudsman wil weten wat de effecten van de huidige regels en beleid zijn op deze jongeren. Hij richt zich daarbij in het bijzonder op hoe de gemeente jongeren tot 21 jaar informeert over de mogelijkheden van financiële steun. De persoonlijke ervaringen van jongeren zelf zijn daarin belangrijk. De ombudsman verwacht de uitkomsten in de tweede helft van volgend jaar bekend te maken.
Jongeren tot 21 jaar
Jongeren vormen in de bijstand een bijzondere groep. Alleenstaande jongeren tot 21 jaar hebben een lage bijstandsuitkering: netto zo'n 250 euro (excl. vakantiegeld). Dat komt omdat hun ouders nog verantwoordelijk zijn voor de kosten van verzorging en opvoeding: de onderhoudsplicht. Wanneer ouders deze onderhoudsplicht niet (kunnen) nakomen, kunnen gemeenten het geld dat de jongeren krijgen aanvullen. Maar veel jongeren zijn niet bekend met de rechten en plichten die zij hebben. Ook sluiten de regels van de overheid niet altijd aan bij de situatie waarin ze zitten. Daarmee hebben zij een grotere kans op financiële problemen en dakloosheid.
Onderzoeken sociale minima
Zo'n één miljoen Nederlanders moeten rondkomen van een inkomen rond het sociaal minimum. Zij kunnen niet allemaal het hoofd financieel boven water houden. Maar juist zij krijgen in de praktijk te maken met de meest complexe regelingen. Regelmatig raken ze verstrikt in de spelregels en verplichtingen van de overheid. De Nationale ombudsman doet daarom drie onderzoeken naar sociale minima.
Het onderzoek naar jongeren in de bijstand is het derde en laatste deel. Het eerste deelonderzoek richtte zich op statushouders. Het tweede onderzoek richt zich op jongeren met een beperking.