Een man zou praktijkexamen motor doen. Voordat het examen begon, moest hij zich legitimeren en laten zien dat hij een geldig rijbewijs B (auto) had. De man had een paspoort bij zich en een rijbewijs. Het rijbewijs was nodig omdat de man nog geen theorie-examen voor de motor had gehaald. In dat geval vraagt het CBR om een rijbewijs, zodat duidelijk is dat iemand wel kennis van de theorie heeft.
Voordat het examen zou beginnen, controleerde de examinator het rijbewijs. Daarbij bleek dat het rijbewijs beschadigd was. Volgens de examinator voldeed het rijbewijs niet aan de eisen voor een geldig rijbewijs. Daarom mocht de man geen examen doen.
De man klaagde hierover bij het CBR en daarna bij de ombudsman. Hij vindt dat hij gewoon examen had mogen doen. Alle gegevens op het rijbewijs waren leesbaar. En op de website van de RDW staat dat een rijbewijs pas beschadigd is als deze kenmerken niet meer leesbaar zijn.
De ombudsman vindt dat het CBR in dit geval terecht besloot om de man geen examen te laten doen. Het CBR heeft voldoende uitgelegd waarom het rijbewijs niet voldeed aan de eisen. Er zaten scheuren in het rijbewijs en er zat een gat in. Daarom waren de echtheidskenmerken niet meer te controleren. Dat de tekst nog wel leesbaar is, is niet voldoende. Op de website van de RDW staat namelijk ook dat de identiteit van de houder van het rijbewijs wel vastgesteld moet kunnen worden. Een rijbewijs heeft juist echtheidskenmerken om te kunnen beoordelen of het een echt document is. Het CBR wijst er tot slot op dat een kandidaat zelf verantwoordelijk is voor het meenemen van een goed rijbewijs. Dat vindt de ombudsman niet onlogisch.