Mevrouw woont met haar gezin net over de grens in Duitsland. Haar partner werkt in Nederland en mevrouw ontvangt een WIA-uitkering. De kinderen gaan naar de opvang in Nederland. Omdat mevrouw een uitkering krijgt, krijgt zij van de Belastingdienst geen kinderopvangtoeslag meer. Mevrouw legt de Nationale ombudsman uit dat zij, gezien haar medische situatie, niet voor de kinderen kan zorgen en kinderopvang noodzakelijk is.
De Nationale ombudsman ziet geen mogelijkheden om voor mevrouw te bereiken dat ze toch in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag. In de wetten en regels rondom de kinderopvangtoeslag staat wanneer iemand wel of geen kinderopvangtoeslag krijgt. Daarbij is het uitgangspunt dat beiden ouders moeten werken om kinderopvangtoeslag te krijgen. Er zijn wel enkele uitzonderingen, bijvoorbeeld als voor een ouders is vastgelegd dat zij recht hebben op intensieve en langdurige zorg (Wlz-indicatie). En in sommige gevallen bieden gemeenten tijdelijk financiële hulp op basis van de medische of sociale situatie. In dit geval kan mevrouw geen gebruik maken van deze uitzonderingen. Het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) geeft geen Wlz-indicatie aan deze mevrouw, omdat dit in haar geval niet aan de orde is. En omdat het gezin niet ingeschreven staat bij een Nederlandse gemeente, kan een gemeente ook niet gevraagd worden om een tijdelijke oplossing.
Per 1 januari 2023 kunnen ook gezinnen waarbij de ene ouder werkt en de andere ouder een tijdelijke Wlz-indicatie heeft recht krijgen op kinderopvangtoeslag. Mogelijk biedt dit in de toekomst een uitkomst voor het gezin. Maar op dit moment, gezien de duidelijke wetgeving, kan de Nationale ombudsman hoe vervelend ook niet voor een oplossing zorgen. Wel neemt hij het signaal van mevrouw mee in de knelpunten die hij verzamelt rondom de kinderopvangtoeslag.