Verzoeker ondervindt geregeld wateroverlast. Dit komt, stelt hij, omdat bij het vervangen van het riool nagelaten is gelijktijdig met het vervangen van de poreuze grespijpen door niet-poreuze rioleringsbuizen een drainagepijp aan te brengen. Hij heeft het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten gevraagd nadere maatregelen te treffen, maar het college stelt dat is voldaan aan de publieke taak tot het in stand houden en onderhouden van de gemeentelijke riolering en wijst nadere maatregelen af.
In reactie op het door de ombudsman ingestelde onderzoek concludeert het college dat er geen sprake is van een klacht in de zin van artikel 9:1 eerste lid Awb. Of het college aan zijn zorgplicht heeft voldaan, is geen klacht die door de ombudsman behandeld kan worden. Verzoeker zal een vordering moeten instellen bij de civiele rechter.
In dit standpunt kan de Nationale ombudsman het college niet volgen.
Het recht om een klacht in te dienen is ruim geformuleerd. Een gedraging van de overheid kan zowel het verrichten van feitelijke handelingen, als publiek- of privaatrechtelijke rechtshandelingen inhouden. Een beperking van het klachtbegrip tot bejegeningsklachten is onterecht en onjuist.
Daarnaast overwoog de ombudsman dat op grond van de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken gemeenten zich zoveel mogelijk moeten inspannen om structurele problemen, als gevolg van een nadelige grondwaterstand in openbaar bebouwd gebied, te voorkomen of te beperken. Deze zorgplicht is alleen van toepassing op de openbare ruimte en dient het te gaan om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand.
Of de gemeente Voorschoten haar zorgtaak voldoende heeft uitgevoerd, is afhankelijk van de vraag of er sprake is van een structurele beperking van de gebruiksfunctie. De nadelige gevolgen die verzoeker ervaart dienen een gevolg te zijn van een structurele verandering van de grondwaterstand. En van een tijdelijk hogere grondwaterstand door klimatologische omstandigheden, zoals extreme neerslag. Incidentele gevallen van overlast blijven voor rekening van de perceeleigenaar. Die moet een zekere mate van overlast accepteren of zelf maatregelen treffen.
Het college is echter niet aan de beoordeling van die vraag toegekomen. Nergens blijkt dat de gemeente daadwerkelijk heeft onderzocht of de overlast een gevolg is van een structurele verandering van de grondwaterstand. Door dit na te laten en zonder nader onderzoek te weigeren maatregelen te treffen is niet gehandeld in overeenstemming met het redelijkheidvereiste. De klacht is gegrond en de Nationale ombudsman heeft het college de aanbeveling gedaan een gericht onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de door verzoeker gestelde overlast.