Mevrouw A. uit Ethiopië heeft de haar op 10 september 2001 verleende verblijfsvergunning voor studie steeds tijdig verlengd. De laatste verblijfsvergunning was geldig tot 30 november 2007. Na het afronden van de studie had zij recht op een verblijfsvergunning van één jaar om hier werk te zoeken. Mevrouw A. had dat zoekjaar echter niet nodig, zij had inmiddels al een aanstelling op zak als promovendus. Haar arbeidscontract zou ingaan op 1 december 2007. Op grond hiervan kreeg mevrouw A. een verblijfsvergunning in het kader van de zogenaamde kennismigrantenregeling, een regeling voor hooggekwalificeerde arbeidskrachten uit derde landen. Na ruim acht jaar verblijf in Nederland vroeg mevrouw A. een verblijfsvergunning aan als “EG-langdurig ingezetene”. De IND wees deze aanvraag echter af omdat mevrouw A. niet voldeed aan de voorwaarde van minimaal vijf jaar zonder onderbreking in Nederland op basis van een geldige verblijfsvergunning. Tussen de geldigheidsduur tot 30 november 2007 van de verblijfsvergunning voor studie en de geldigheidsduur vanaf 1 december 2007 van de verblijfsvergunning in het kader van de kennismigrantenregeling zat namelijk een zogenaamd verblijfsgat van één dag. Was mevrouw A. zich daarvan bewust geweest dan had zij gebruik gemaakt van het zoekjaar of haar werkgever kunnen vragen het contract één dag eerder te laten ingaan. Maar de vermelding op haar verblijfsvergunning: geldig tot 30 november 2007 had bij haar de suggestie gewekt dat de vergunning op 30 november 2007 zou verstrijken en niet dat de vergunning dan al was verstreken. Het probleem lijkt ook eerder semantisch dan juridisch.
De Nationale ombudsman was van mening dat de IND mevrouw A. niet adequaat had geïnformeerd en achtte de klacht gegrond. De Nationale ombudsman was daarnaast van mening dat het niet alleen in het belang van de vreemdeling zelf is om een verblijfsgat te voorkomen maar dat dit ook in het belang is van de IND. Tijdens een verblijfsgat verblijft de vreemdeling hier immers zonder geldige verblijfstitel. Het is daarom ook de taak van de IND om er op toe te zien dit zoveel mogelijk wordt voorkomen. In tegenstelling tot de minister voor Immigratie en Asiel is de Nationale ombudsman dan ook van mening dat de IND mevrouw A. er destijds over had moeten informeren dat de gevraagde verblijfsvergunning in het kader van de kennismigrantenregeling niet exact aansloot op de eerder verleende verblijfsvergunning voor studie.
Instemming
Met instemming is er kennis van genomen dat de minister voor Immigratie en Asiel uit het oogpunt van coulance, aan verzoekster het verblijfsgat van één dag niet meer zal tegenwerpen bij een nieuwe verblijfsaanvraag.
Aanbeveling
Aan de minister is in overweging gegeven om de IND te instrueren dat vreemdelingen er in voorkomende gevallen op gewezen worden als het door hen aangevraagde verlengde verblijf niet aansluit op het eerder verleende verblijf en zij tijdens het dan ontstane verblijfsgat geen geldige verblijfstitel hebben.